In financiële economie wordt arbitrage prijstheorie of arbitrage pricing theory (APT) toegepast als methode binnen activawaardering ofwel asset pricing. De theorie gaat ervan uit dat het verwacht rendement van een financieel actief benaderd kan worden door macro-economische factoren en marktindices. Hierbij wordt de sensitiviteit van de factoren geuit in een specifieke beta coëfficiënt (). Het gemodelleerd verwacht rendement kan vervolgens gebruikt worden om een financieel actief juist te waarderen. Wanneer deze over- of ondergewaardeerd is zal, volgens de arbitrage prijstheorie, arbitrage ervoor zorgen dat de prijs weer op het marktevenwicht komt.
Binnen de financiële sector houdt in dat wanneer men zich 'engageert in arbitrage' , voordeel behaald wordt van marktinefficiëntie. In een markt waar een homogeen financieel actief voor een verschillende prijs wordt verkocht ondervindt men deze arbitrage. De investeerder zal het goedkope actief kopen en het tegelijkertijd duurder verkopen. APT gaat ervan uit dat men op deze manier met minimaal risico een portefeuillerendement kan behalen.
De structuur van het lineaire factormodel van het APT kan in basis voorkomen in toepassingen van onder andere institutionele beleggers en vermogensbeheerders. De theorie werd ontwikkeld door econoom Stephen Ross in 1976.