De Mathilde-Orde, ook wel de "Ordre de Mathilde" genoemd was een Deense ridderorde die in de 18e eeuw slechts korte tijd werd toegekend. In het Deens wordt de orde "Mathilde Ordenen" genoemd.
De orde werd op 29 januari 1771, de statuten benadrukken dat die dag de verjaardag van de koning was, ingesteld.[1]
Nadat de overspelige koningin Caroline Mathilde op 17 januari 1772 in Duitse ballingschap werd gestuurd was er geen behoefte meer aan een ereteken dat haar naam droeg. Christiaan VII stelde daarom op 21 oktober 1774 een nieuwe, uitsluitend voor de leden van de koninklijke familie gedachte huisorde, de Orde van Christiaan VII of "Ordenen Tessera Concordiæ" in.
De Denen spreken bij de drie 18e-eeuwse hoforden, de Ordenen de l'Union Parfaite, de Mathilde-Orde en de Orde van Christiaan VII van "Koninginne-orden" of "dronnings orden". In 1772 werd de in de Mathilde-Orde opgenomen ridders en dames opgedragen om hun met diamanten versierde versiersel van de Orde de l'Union Parfait in te leveren.[2] Er mochten, de koningin en stichtster meegerekend, 24 "Dames et Cavaliers" zijn. Wie zelf om de orde vroeg werd voor altijd buitengesloten.
De Mathilde-Orde werd zowel aan mannen als aan vrouwen toegekend. De heren droegen het versiersel aan een lint in het knoopsgat af aan een lint om de hals. De dames droegen het kleinood aan een strik op de linkerschouder. De orde werd zoals in de 18e eeuw gebruikelijk was niet voor verdiensten verleend en volgens de statuten kwamen alleen personen die of ze nu verdienstelijk waren geweest of niet,
"de bijzondere verdienste hadden door de Koningin te zijn opgemerkt".[3] voor deze hoge eer in aanmerking.
Over adeldom en godsdienst werd in de statuten niet gesproken. Struensee was van burgerlijke komaf.