Noodgeld was tijdens de oorlogscrisis een alternatief betaalmiddel om het betalingsverkeer op gang te houden.[1] Er ontstond noodgedwongen een overeenkomst tussen de staat en gemeentebesturen om de geldschaarste (met alle mogelijke middelen) tegen te gaan. De gemeenten, bedrijven en andere instanties kregen hierdoor de toestemming hun eigen 'noodgeld' te maken en dit ook in omloop te brengen,[2] zodat nood aan betaalmiddelen (vaak kleingeld) kon worden opgevangen. Dit alternatieve geld kwam tot stand in alle vormen zoals papiergeld, metaalmunten, kartongeld, coupons, aankoopbons en voedselbonnen.
Noodgeld behoort tot de numismatiek en wordt wereldwijd verzameld. Noodgeld is nooit een wettig betaalmiddel geweest in opdracht van een land, maar wel erkend door de Nationale Bank van België[2] en De Nederlandsche Bank.[1] Hierdoor is noodgeld geen pseudogeld maar een officiële erkende uitgifte van steden en gemeenten.