De proctorproef is een term uit de civiele techniek die wordt gebruikt om de dichtheid van een grondmonster te bepalen zodat men de funderingsstabiliteit van de grond kan vaststellen. De naam verwijst naar de Amerikaanse ingenieur Ralph R. Proctor die in 1933 de eerste varianten van de proef ontwikkelde. Funderingen dienen te worden geplaatst op goed verdichte gronden, als stelregel stelt men dat de grond ten minste 95 à 98% proctordichtheid moet hebben. Zo wordt overmatige zetting na de bouw vermeden.