Met rechtshandig worden mensen aangeduid die als voorkeurshand hun rechterhand hebben. Meestal, maar niet altijd, zijn ze ook rechtsvoetig en rechtsogig. Rechtsvoetig of rechtsbenig wil zeggen dat ze hun rechtervoet gebruiken om bijvoorbeeld tegen een bal te schoppen of hoog te springen. Rechtsogig betekent dat ze hun rechteroog gebruiken als meesteroog om bijvoorbeeld te mikken met een geweer of om door de lens van een microscoop te kijken.
De oorzaak van rechts- of linkshandigheid is onbekend, maar erfelijkheid lijkt een rol te spelen. Rechts- of linkshandigheid ontwikkelt zich bij de mens vanaf het zesde levensjaar (lateralisatiefase) en hangt samen met de verschillen in specialisatie van de hersenhelften (lateraliteit). Het hebben van een voorkeurshand heeft tot gevolg dat allerlei vaardigheden uitsluitend met de voorkeurshand worden aangeleerd en deze hand zich veel sterker ontwikkelt dan de andere hand. Dit uit zich in een betere motoriek: de voorkeurshand heeft sterker ontwikkelde spieren die beter bestuurbaar zijn en meer kracht hebben. Voorbeelden:
In tegenstelling tot de meeste diersoorten,[bron?] die geen voorkeur lijken te hebben voor het gebruik van de rechter- of linkerledematen, is naar schatting 85 tot 90 procent van de mensheid rechtshandig.[1] Het fenomeen dat sommige mensen geen voorkeurshand hebben en bijvoorbeeld kunnen schrijven met rechts én links wordt tweehandigheid of ambidextrie genoemd.