De Vascoonssubstraattheorie is de hypothese die stelt dat verscheidene West-Europese talen overblijfselen bevatten van een oude taal of taalfamilie, de Vascoonse talen, waarvan het Baskisch de enige overlevende taal zou zijn. Deze hypothese werd naar voren geschoven door de Duitse taalkundige Theo Vennemann, maar kent weinig ondersteuning bij andere taalkundigen. Volgens Vennemann waren de Vascoonse talen in de prehistorie wijdverspreid over het Europese vasteland voordat ze werden verdrongen door in hoofdzaak Indo-Europese talen. Overblijfselen van deze Vascoonse talen zouden te vinden zijn in toponiemen in Centraal- en West-Europa en een deel van de huidige Germaanse en Balto-Slavische woordenschat die niet tot een Indo-Europese voorloper kan worden herleid.