Ali ibn Aboe Talib, ook imam Ali of kalief Ali (Arabisch: علي ابن أبي طالب) (Mekka, ca. 598 – Koefa, 661) was een neef en schoonzoon van de islamitische profeet Mohammed. Hij was voor de soennieten de vierde kalief (656-661) of opvolger van Mohammed en voor sjiieten en alevieten tevens de eerste imam van de Twaalf Imams. Zij beschouwen zijn drie voorgangers dan ook als usurpators. Ook binnen het soefisme wordt Ali als een van de belangrijkste metgezellen van Mohammed gezien, omdat hij speciaal werd onderwezen door de Profeet.[1] Hij wordt in veel kringen ook wel de vader van het soefisme genoemd.[2][3] De Hadith (uitspraak) waarin Mohammed zegt: "Ik ben de stad der Kennis, Ali is de Poort ervan!" wordt belangrijk geacht in het sjiisme, echter is de overlevering niet authentiek volgens sommige hadith wetenschappers.[4] Ali staat in de islam bekend om zijn moed, heldhaftigheid, kracht, geduld, wijsheid en kennis. Hij was de eerste jongere om de islam te betreden en verbleef vervolgens, voor de emigratie dicht bij Mohammed.
Volgens de sjiitische bronnen was Ali de enige persoon ooit die binnenin de Kaäba was geboren in Mekka, de heiligste plaats in de islam.[bron?] Volgens de klassieke geleerden en geschiedkundigen binnen het soennisme was Ali echter niet in de Ka’ba geboren maar wel waren andere individuen binnen de Ka’ba geboren zoals Hakim bin Hizaam.[5]
Zijn benoeming als kalief kwam echter heel ongelukkig ten tijde van een instabiele situatie binnen de oemma na de moord op zijn voorganger Oethman. Als kalief kreeg Ali hevige weerstand en werd aan hem de oorlog verklaard door onder anderen Moe'awija.[bron?]
Volgens de islamitische traditie is Ali een van de tien mensen van wie werd getuigd dat zij voor het Paradijs bestemd waren.[6]