Een antibioticum is een geneesmiddel dat bacteriële infecties bestrijdt (meervoud: antibiotica). Ook is het een populair middel in de veeteelt wereldwijd om dieren sneller te laten groeien.[1]
Oorspronkelijk betekende antibioticum een medicijn van biologische oorsprong, dat ziekteverwekkers (bacteriën in het menselijk lichaam) bestrijdt. Antibacteriële stoffen die via synthetische weg werden bereid, werden oorspronkelijk chemotherapeutica genoemd. Later kon een antibioticum zowel van natuurlijke als van synthetische oorsprong zijn. De term chemotherapeutica ging verwijzen naar middelen tegen kanker.
Middelen die ziekteverwekkers doden die zich niet in het lichaam maar bijvoorbeeld op de huid of op een bureautafel bevinden, worden desinfectantia of antiseptica genoemd.
Er zijn twee belangrijke groepen antibiotica: de bactericide of bacteriedodende, en de bacteriostatische of bacterieremmende. De laatste soort antibiotica gaat de uitbreiding van de reeds aanwezige bacteriepopulatie tegen. Bij gebruik van bactericide middelen (bijvoorbeeld penicilline) moet men een aanwezige bacteriepopulatie wel laten groeien, alvorens het middel werkzaam wordt. Dergelijke middelen kunnen in principe beter niet met een antibioticum uit de bacteriostatische groep (zoals doxycycline) worden gecombineerd.