De bijzondere rechtspleging was een bijzondere regeling voor rechtspleging die na de bevrijding van Nederland in 1945 van overheersing door Nazi-Duitsland tot doel had al diegenen te berechten die zich gedurende de Tweede Wereldoorlog schuldig hadden gemaakt aan vooral collaboratie, hoog- en landverraad en oorlogsmisdaden. Op 5 november 1945 werd het Directoraat-Generaal voor Bijzondere Rechtspleging (DGBR) ingesteld op het ministerie van Justitie, dat de leiding had over de organisatie. Er werden speciale rechtbanken ingesteld: Tribunalen en Bijzondere Gerechtshoven. Zij deden respectievelijk zo'n 50.000 en 14.500 uitspraken. De Bijzondere Gerechtshoven spraken 154 doodstraffen uit.[1]
Tot deze speciale strafrechttoepassing werd reeds besloten door de Nederlandse regering in ballingschap in 1943 en reeds in het najaar van 1944, begon meteen toen Zuidelijk Nederland werd bevrijd de daadwerkelijke vervolging. Na de complete Bevrijding van het land in mei 1945 kreeg het stelsel een nationale structuur.