In landen met blokpolitiek bundelen ideologisch verwante partijen hun krachten om de macht te kunnen behouden of overnemen. Deze structuur sluit aan bij het negatief parlementarisme, waarbij een regering kan doorregeren zolang er geen meerderheid tegen haar is. Dit leidt er toe dat er twee duidelijke blokken ontstaan: links (rood) en rechts (blauw).[1]
Partijen behouden binnen een blok hun eigen identiteit en programma, maar geven elkaar waar nodig gedoogsteun, ook wel de parlementaire basis genoemd. Dit zorgt voor de stabiliteit die minderheidskabinetten mogelijk maakt, waarbij de regering met wisselende steun van andere partijen flexibel kan samenwerken, zelfs over ideologische grenzen heen, om specifieke wetsvoorstellen door te voeren.
In Nederland wordt deze samenwerking vaak aangeduid als een electorale alliantie, pre-electorale coalitie of stembusakkoord.[2] Door de regelmatige afwisseling van blokken in de regering spreekt men van een penduledemocratie.[3] Blokpolitiek contrasteert met positief parlementarisme, waar na de verkiezingen coalities worden gevormd en de macht slechts beperkt wisselt; dit systeem staat bekend als centrumpolitiek of waaierdemocratie.[4][5][6][7]