Cybele | ||||
---|---|---|---|---|
Κυβέλη, Kybele, Nane, Berecynthia | ||||
Cybele | ||||
Oorsprong | Frygische, Griekse, Romeinse en Armeense mythologie | |||
Associatie | Magna Mater (moedergodin), vruchtbaarheidsgodin | |||
Griekse god | Rhea | |||
Literaire bronnen | Aeneis | |||
Verwantschap | ||||
Partner | Attis | |||
Cybele als opperste heerseres op de troon
| ||||
|
Cybele, Kybele (Grieks: Κυβέλη) of Nane een van oorsprong Frygische godin, werd door de Romeinen gelijkgesteld aan de Griekse Rhea en door de Armenen aan godin Nane. Cybele was de Magna Mater (moedergodin of Grote Moeder), en werd vereerd als vruchtbaarheidsgodin. Zij wordt soms ook als Berecynthia aangeduid.[1]
De verering van Cybele strekte zich uit van de 6e eeuw v.Chr. tot het einde van het Romeinse Rijk in de vijfde eeuw na Christus. Volgens Vergilius' Aeneis stamt Cybele, de moeder der goden, uit Kreta.[2] De cultus van deze moedergodin kwam tot ontwikkeling in Anatolië en kwam bij alle volkeren voor. Bij de Hittieten werd zij Kubaba of Kubebe genoemd. In Phrygië ontwikkelt zij zich tot de moeder van de natuurlijke wereld. Een moedergodin die niet alleen stond voor vruchtbaarheid en verzorging, maar vooral ook een godin met macht tot wie men zich kon richten voor bescherming. In haar heiligdom in Pessinus (Phrygië) werd zij gepersonifieerd door een zwarte steen. Deze steen werd in 204 v.Chr. overgebracht naar Rome en daar in een tempel op de Palatijn geplaatst. Hiermee werd de profetie vervuld dat als de grote moeder naar Rome zou komen, de oorlog met Hannibal gewonnen zou worden. Wat dan ook gebeurde. Zij wordt vaak afgebeeld in een wagen getrokken door leeuwen en panters.
Zoals bij alle goden doen er over haar vele, soms tegenstrijdige, verhalen de ronde. Cybele zou rond 1000 v.Chr. de moeder en geliefde zijn van Attis. Als Attis op een kwade dag zijn liefde niet meer beantwoord ziet door Cybele castreert hij zichzelf uit frustratie en bloedt dood. Het zijn legenden die waarschijnlijk uit een vroegere religie van een godinvererend volk komen.