Een dag als tijdsduur is de tijd die de aarde nodig heeft voor een volledige omwenteling om de aardas, ten opzichte van een referentiepunt. Afhankelijk van het referentiepunt spreken we van een zonnedag of etmaal (ten opzichte van de zon), maansdag (ten opzichte van de maan) of siderische dag (ten opzichte van de sterren). Soms wordt met de term dag slechts de tijd tussen zonsopgang en zonsondergang bedoeld, iets wat ook wel specifiek wordt aangeduid als dagduur.
Een zonnedag duurt gemiddeld 24 uur. Een dag als tijdsinterval duurt 24 uur, begint om middernacht en bevat alle vier de dagdelen, te weten: nacht, ochtend, middag en avond. De term etmaal wordt ook vaak in deze betekenis gebruikt. In het dagelijks spraakgebruik wordt met 'dag' echter vaak alleen het deel van een etmaal bedoeld dat het licht is, bijvoorbeeld in uitdrukkingen als 'dag en nacht'.
In zeer specialistische teksten wordt soms ook de van het Oudgrieks afgeleide term Nychthemeron (letterlijk 'nachtdag') gebruikt voor een volledige aardse omwenteling.