Expressionistische architectuur was een architecturale beweging die zich parallel met de expressionistische visuele en theaterkunsten in Europa ontwikkelde gedurende de eerste decennia van de 20e eeuw.
De term "expressionistische architectuur" omschreef initieel de activiteit van de Duitse, Nederlandse, Oostenrijkse, Tsjechische en Deense avant-garde van 1910 tot 1930. Opeenvolgende herdefiniëringen hebben de term verbreed, enerzijds terug in de tijd naar 1905 en ook geografisch verbreed naar de rest van Europa. Tot op heden is de betekenis van de term zelfs nog verder verbreed om te verwijzen naar architectuur van gelijk welke locatie die bepaalde van de typische kenmerken vertoont van de oorspronkelijke beweging, zoals distortie, fragmentatie of de vertaling van gewelddadig of overbenadrukte emotie.[2]