Our website is made possible by displaying online advertisements to our visitors.
Please consider supporting us by disabling your ad blocker.

Responsive image


Gehoorzenuw

Gehoorzenuw
Nervus cochlearis
Zenuw
Doorsnede cochlea met gehoorzenuw
Doorsnede cochlea met gehoorzenuw
{sterk uitvergroot gedeelte van de gehoorzenuw
sterk uitvergroot gedeelte van de gehoorzenuw
Synoniemen
Latijn nervus cochleae[1]

nervus acusticus[2]
nervus auditus[3]
nervus auditorius[4][5][6]
nervus coecus[3]
nervus monoculus[3]

Oudgrieks ἀουστικόν νεῦρον[3][7]
Nederlands slakkenhuiszenuw[8][9]

zenuw van het slakkenhuis[10]

Verloop
Van Nervus vestibulocochlearis
Naslagwerken
Gray's Anatomy 203,906
MeSH A08.800.800.120.910.120
Portaal  Portaalicoon   Biologie
1. schedel, rotsbeen
Buitenoor: 2. gehoorgang 3. oorschelp
Middenoor: 4. trommelvlies 5. ovaal venster 6. hamer
7. aambeeld 8. stijgbeugel 12. buis van Eustachius
Binnenoor: 9. labyrint 10. slakkenhuis 11. gehoorzenuw

De gehoorzenuw[11] of nervus cochlearis[12] is een van de twee takken van de VIIIe zenuw (de andere is de nervus vestibularis). De gehoorzenuw verbindt de trilhaarcellen in het slakkenhuis met de hersenen waardoor het mogelijk wordt geluid te ervaren. De nervus cochlearis ontspringt uit de cochlea en loopt naar de hersenstam, waar de vezels contact maken met de nucleus cochlearis, waar de gehoorsprikkels verder wordt verwerkt.

  1. His, W. (1895). Die anatomische Nomenclatur. Nomina Anatomica. Der von der Anatomischen Gesellschaft auf ihrer IX. Versammlung in Basel angenommenen Namen. Leipzig: Verlag von Veit & Comp.
  2. Kopsch, F. (1941). Die Nomina anatomica des Jahres 1895 (B.N.A.) nach der Buchstabenreihe geordnet und gegenübergestellt den Nomina anatomica des Jahres 1935 (I.N.A.) (3. uitgave). Leipzig: Georg Thieme Verlag.
  3. a b c d Fonahn, A. (1922). Arabic and Latin anatomical terminology. Chiefly from the Middle Ages. Kristiania: Jacob Dybwad.
  4. Diemerbroeck, I. de (1679). Anatome corporis humani. Leiden: Ioan Ant. Huguetan. & Soc.
  5. Probstmayr, W. (1863). Etymologisches Wörterbuch der Veterinär-Medicin und ihrer Hilfswissenschaften. München: Verlag Jul. Grubert.
  6. Foster, F.D. (1891-1893). An illustrated medical dictionary. Being a dictionary of the technical terms used by writers on medicine and the collateral sciences, in the Latin, English, French, and German languages. New York: D. Appleton and Company.
  7. Liddell, H.G. & Scott, R. (1940). A Greek-English Lexicon. revised and augmented throughout by Sir Henry Stuart Jones. with the assistance of. Roderick McKenzie. Oxford: Clarendon Press.
  8. Pinkhof, H. (1923). Vertalend en verklarend woordenboek van uitheemsche geneeskundige termen. Haarlem: De Erven F. Bohn.
  9. Bastiaanssen, C.A. & Jochems, A.A.F. (1998). Anatomie en fysiologie (4de druk). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
  10. Bock, C.E. & Pool, P.H. (1842). Hand-atlas der ontleedkunde van den mensch, benevens een tabelsgewijs handboek der ontleedkunde. Amsterdam: Hendrik Frijlink.
  11. Jochems, A.A.F. & Joosten, F.W.M.G. (2003). Coëhlo Zakwoordenboek der geneeskunde (27ste druk). Doetinchem: ElsevierGezondheidszorg.
  12. Federative Committee on Anatomical Terminology (1998). Terminologia Anatomica. Stuttgart: Thieme

Previous Page Next Page