Een god of godheid (geslachtsneutraal; cfr. vrouwelijk godin) is een hypothetisch bovennatuurlijke entiteit die door gelovigen als machtig, bovenmenselijk wezen wordt aanbeden en verantwoordelijk wordt geacht voor bepaalde aspecten van de werkelijkheid, dan wel voor de werkelijkheid als geheel.[1][2] Goden kunnen geacht worden te leven op aarde, met name in de natuur, alsook in de hemel of nog in het onderaardse of de onderwereld. Het geloof in goden is algemeen verbreid, maar godsdiensten (waarmee vaak één of meer culturen verbonden zijn) verschillen in het aantal goden dat wordt aangenomen, de betekenis die zij eraan geven, en hun houding ten opzichte van eigen en andere god(en). De monotheïstische religies, zoals jodendom, christendom en islam, erkennen in principe slechts één god. In polytheïstische religies, zoals de Noordse of Germaanse mythologie en het hindoeïsme, zijn er vele (klassen van) goden (in India ook wel deva's genoemd, en in West- en Noordwest-Europa Asen, Alven en Wanen). Vaak worden zulke goden verbonden door een mythologische genealogie. Het hindoeïsme is echter een voorbeeld waar goden als incarnaties van elkaar gelden, zodat in feite een veelgodenverering gecombineerd kan worden met één universeel goddelijk principe dat zich in allen manifesteert. De empirische wetenschap houdt zich doorgaans niet bezig met de vraag naar het bestaan van goden, omdat metafysica buiten haar domein valt en het daarom niet-overlappende magisteria (NOMA) zouden zijn;[3] in de filosofie en de theologie wordt hierover wel gedebatteerd.
Binnen de christelijke theologie en filosofie put men zich doorgaans niet uit in definities van God, maar is het onderscheid tussen immanentie en transcendentie wel van elementair belang. Dat geldt ook voor het onderscheid tussen 'positieve theologie', die positieve uitspraken doet over wie en wat God wel is, en 'negatieve theologie', die uitgaat van de onkenbaarheid van God en alleen uitspraken wil doen over wie en wat God niet is.
Een god van de gaten is een godsconcept dat slechts wordt toegepast ter verklaring van (nog) niet verklaarde verschijnselen. In dit verband wordt wel gesproken van een (niet-menselijke) intelligente ontwerper. Spinoza definieerde in de filosofie van zijn boek Ethica (1678) God radicaal anders, namelijk als het systeem van het heelal inclusief alle materie en bewustzijn.