De islamitische veroveringen beslaat bijna 1400 jaar. De vroege moslimveroveringen die plaatsvonden na de dood van Mohammed in 632 CE leidden tot de oprichting van kalifaten, die zich over een uitgestrekt geografisch gebied uitbreidden; de bekering tot de islam werd gestimuleerd door Arabische moslimmachten die zich over uitgestrekte gebieden uitbreidden en na verloop van tijd keizerlijke structuren bouwden.[1][2][3][4] Onder Mohammed en de eerste drie Rechtgeleide Kaliefen (622-656) werden het Arabisch Schiereiland, Mesopotamië, Perzië, Palestina, Syrië en Egypte veroverd, maar de Eerste Fitna (656-661) verbrak de eenheid en scheurde de islam in twee stromingen, soennisme en sjiisme. De soennitische Omajjaden overwonnen en vestigden een wereldrijk dat zich op zijn hoogtepunt uitstrekte tot Iberië in het westen en tot India in het oosten. Vanaf 750 verdween door de machtsovername van het kalifaat van de Abbasiden ook de politieke eenheid van de moslims doordat verschillende dynastieën elkaar bestreden en vanaf 929 stichtten de gevluchte Omajjaden in Al-Andalus een tegenkalifaat te Córdoba.