In Nederland wordt onder de jeugdbeweging of nauwkeuriger de vrije jeugdbeweging verstaan: het verschijnsel dat omstreeks 1900 een "specifieke (…) jeugdbewogenheid (ontstond) die in uiterste consequentie, uit onbehagen over de maatschappelijke toestanden en verhoudingen, een verlangen inhield naar een nieuwe mens en een nieuwe gemeenschap". Deze beweging kenmerkte zich "in zijn optimale vorm (...) door een zich afgrenzen van en soms zelfs door een verzet tegen de oudere generatie en derhalve door het niet accepteren en dus ontbreken van volwassen leiders".[1]
Een bredere definitie van "jeugdbeweging" omvat ook jeugdorganisaties die door volwassenen geleid of begeleid worden. Ger Harmsen, die in zijn dissertatie de geschiedenis van de "rode en blauwe" jeugdbeweging in Nederland heeft onderzocht[2] hanteert in dit geval de term "jeugdzorg".