De Belgische kiesarrondissementen verschillen naargelang het soort verkiezing.
De kiesarrondissementen waren vanaf 1900 de kieskringen voor de federale parlementsverkiezingen voor de Kamer van volksvertegenwoordigers (t.e.m. 1999) en de Senaat (t.e.m. 1991). Ze bestonden uit één of meerdere administratieve arrondissementen. Er waren er 30 voor de Kamer en 21 voor de Senaat t.e.m. 1991. Er waren er 20 voor de Kamer in 1995 en 1999. Sinds 2003 vallen de kieskringen voor de Kamer samen met de provincies, behalve in Vlaams-Brabant waar dit pas na de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde in 2012 het geval werd.
Voor de verkiezingen van het Vlaams Parlement waren er 11 kiesarrondissementen in 1995 en 1999. Sinds 2004 vallen de kieskringen samen met de provincies.
Voor de verkiezingen van het Waals Parlement worden 11 kiesarrondissementen nog als kieskring gebruikt. Het waren er 13 t.e.m. 2014.
Een provinciaal kiesarrondissement is in het Vlaams Gewest samengesteld uit één of meerdere administratieve arrondissementen van de provincie waarbinnen de provincieraadsverkiezingen worden georganiseerd. Deze geografische entiteit werd voor Vlaanderen opgericht door een decreet van de Vlaamse regering uitgevaardigd in 2011.[1] In bijlage van dit decreet wordt per provincie de hiërarchische indeling vastgelegd in kiesarrondissementen, provinciedistricten, kieskantons en gemeenten in Vlaanderen.
In het Waals Gewest maken de provinciedistricten deel uit van de administratieve arrondissementen.
Het Brussels Gewest maakt geen deel uit van een provincie en heeft dus geen provinciedistricten.