Een legering is een vast, op enkele uitzonderingen na kunstmatig bereid, homogeen mengsel van een metaal met een of meer andere, toegevoegde elementen. Vaak bestaat deze toevoeging uit een of meer andere metalen, maar de in de economische praktijk meest gebruikte legering, staal, is een legering op basis van ijzer, waaraan koolstof is toegevoegd. Een legering is scheikundig gezien een mengsel, maar in de materiaalkunde worden legeringen tot de metalen gerekend. Het specifieke vakgebied binnen de materiaalkunde dat zich bezig houdt met de bereiding en de bestudering van legeringen, is de metallurgie. Voorbeelden van natuurlijk voorkomende legeringen zijn elektrum en nikkelijzer.
Vrijwel alle metalen die in het dagelijks leven voorkomen, zijn legeringen. Zo is een gouden trouwring in Nederland meestal 14 karaat, wat wil zeggen dat het een legering is met 58,5% zuiver goud[1] en 41,5% andere metalen, zoals koper, nikkel, zink en zilver. De kleur van het goud kan hierdoor sterk variëren. Ook pannen zijn legeringen, vaak roestvast staal.
Door het mengen van verschillende metaalsoorten worden de eigenschappen veranderd. De legering is bijvoorbeeld harder, of beter bestand tegen corrosie dan de basismetalen.