De melkveehouderij is het houden van zoogdieren voor het verkrijgen van de melk van de moederdieren voor de consumptie door mensen. In de meeste gevallen heeft de melkveehouderij betrekking op koeien. Echter ook waterbuffels, schapen, geiten, paarden, kamelen en (in Italië) ezels worden gehouden voor melk. Omdat melkveehouders vaak, in tegenstelling tot de intensieve veeteelt van kippen en varkens, ook grond hebben voor de voedselvoorziening van hun dieren, worden ze ook wel landbouwers genoemd. Nederland telde in 2020 ongeveer 16.275 bedrijven met melkkoeien, en 2.140 bedrijven in de schapen- en geitenhouderij.[1]
Het Holstein-Friesian koeienras is wereldwijd het meest gebruikte melkveeras. Ook de Jersey wordt veel gemolken, maar melk van dat ras heeft een hoger vetgehalte en is daarom in Europa minder populair. Beide rassen zijn 'melktypisch'; ze hebben een magere bouw en een gunstige genetische aanleg. Door ver doorgevoerde selectie en het gebruik van krachtvoer zijn ze in de loop van de twintigste eeuw steeds meer melk gaan produceren.