De Negenjarige Oorlog beslaat de periode van 1688 tot 1697 en staat door leenvertalingen ook bekend als (De.) Paltische Successieoorlog, (Fr.) Oorlog tegen de Liga van Augsburg en (Eng.) Oorlog van de Grote Alliantie of Engelse Successieoorlog.
Het was een oorlog van de Liga van Augsburg tegen koning Lodewijk XIV van Frankrijk. Deze wilde zijn land opnieuw uitbreiden, en wel tot aan natuurlijke grenzen (Rijn-Alpen-Pyreneeëndoctrine). Vanaf 1659 had koninkrijk Frankrijk zich door oorlog al meermaals uitgebreid in alle richtingen.
Om de Franse expansiedrang tegen te gaan, verenigden de andere mogendheden zich. Ze legden zelfs hun godsdienstige onenigheden (zie Dertigjarige Oorlog) terzijde om de strijd aan te gaan met de gemeenschappelijke vijand Frankrijk. Daarbij speelde koning-stadhouder Willem III van Oranje een leidende rol. Toen Lodewijk de Palts liet bezetten, kwam de Liga in actie. Lodewijk werd op alle fronten tot staan gebracht en kreeg in binnenland te maken met een hongersnood (1694) en een geldtekort (1696). Voor het eerst stootte Frankrijk op zijn beperkingen, zowel te land als ter zee.
Noodgedwongen ging Lodewijk akkoord met de Vrede van Rijswijk, waarbij hij alle veroveringen (uitgezonderd de Elzas en het huidige Haïti) opgaf. Engeland onttroonde de Republiek als sterkste zeemacht. Deze laatste mocht de zgn. Barrièresteden bemannen, om de Zuidelijke Nederlanden te verdedigen. De vrede was slechts een wapenstilstand, daar het dreigende uitsterven van de Spaanse Habsburgers een nieuwe Europese oorlog onvermijdelijk maakte (Spaanse Successieoorlog).