De naam Raeti (Ook: Rhaeti, Rheti of Rhaetii; Grieks: Ραιτοί) was een collectieve naam (exoniem) die de Romeinen gebruikten om een aantal stammen in de Alpen te benoemen, wier taal en cultuur grotendeels afstammen van de Etrusken. Vanaf ongeveer 500 v.Chr. bewoonden zij het centrum van het huidige Zwitserland en Tirol. De etymologie van de naam Raeti is onbekend. De Romeinse provincie Raetia is wel naar hen vernoemd.
Klassieke bronnen beschrijven de Raeti als een Etruskisch volk dat, nadat ze verdreven waren van de Po-vallei door de Galliërs, in een vallei in de Alpen hun toevlucht zochten. Het is echter waarschijnlijker dat de Raeti hoofdzakelijk een inheems Alpien volk waren. Hun taal, het Raetisch, is waarschijnlijk wel verwant aan het Etruskisch, maar stamt er vermoedelijk niet van af[1]. De taal werd door sommige Raeti-stammen nog tot in de 3e eeuw n.Chr. gesproken. De overige Raeti-stammen die in Zwitserland woonden, spraken ten tijde van keizer Augustus (30 v.Chr. – 14 n.Chr.) waarschijnlijk Keltisch. De Raeti werden samen met hun Keltisch-sprekende noorderburen, de Vindelici, onderworpen door het Romeinse leger in 15 v.Chr., en hun territoria geannexeerd binnen het Romeinse Keizerrijk, onder de provincienaam ‘Raetia et Vindelicia’. De Raeti bleken loyale onderdanen van Rome, die gedurende de rest van het Romeinse rijk een buitenproportioneel aantal rekruten leverden voor het Romeinse reserveleger (Auxilia).