Schmalkaldische Oorlog | ||||
---|---|---|---|---|
![]() | ||||
Datum | 20 juli 1546 - 19 mei 1547 | |||
Locatie | Heilige Roomse Rijk | |||
Resultaat | Keizerlijke overwinning | |||
Verdrag | Capitulatie van Wittenberg Rijksdag van Augsburg | |||
Strijdende partijen | ||||
| ||||
Leiders en commandanten | ||||
|
De Schmalkaldische Oorlog (Duits: Schmalkaldischer Krieg) was een oorlog die in 1546 en 1547 werd gevoerd tussen keizer Karel V en de Schmalkaldische Bond, een alliantie van protestantse vorsten en steden in het Heilige Roomse Rijk. De belangrijkste leden van de Bond waren landgraaf Filips van Hessen en keurvorst Johan Frederik van Saksen. Karel V werd gesteund door zijn broer Ferdinand en hertog Maurits van Saksen.
De keizer begon de oorlog om de eenheid van het geloof in het Heilige Roomse Rijk te herstellen en om zijn invloed in het Rijk te versterken.[1] De eerste gevechten vonden plaats in het zuiden van Duitsland, langs de Donau. Vervolgens verplaatste de oorlog zich naar Saksen waar de legers van de keizer de Bond verpletterend versloegen. Johan Frederik en Filips van Hessen werden gevangengenomen en de Schmalkadische Bond werd opgeheven.
Door zijn overwinning bereikte de keizer het toppunt van zijn macht. Met het Interim van Augsburg, dat de keizer op de Rijksdag van 1548 uitvaardigde, probeerde de keizer het katholieke geloof in het hele rijk opnieuw in te voeren, hoewel hij wel een aantal concessies aan de protestanten deed. Het interim werd echter bijna nergens geaccepteerd. Na een opstand in 1552 van een aantal Duitse vorsten, moest Karel V toegeven en werd het interim uitgesteld. Uiteindelijk werd in 1555 de Godsdienstvrede van Augsburg gesloten, waarin het lutheranisme in het Rijk officieel werd toegestaan.