Een sext (van Latijn: sextus, de zesde) is in de muziektheorie het interval in een diatonische toonladder tussen een eerste toon en de daarboven liggende zesde. Een sext omvat vijf toonafstanden, dat kunnen hele en halve toonafstanden zijn. De gebruikelijke grote sext bijvoorbeeld bestaat uit vier hele en een halve toonafstand. Het interval tussen bijvoorbeeld de tonen c en a is dus ook een sext. Men zegt dat de a een sext boven de c ligt. Daarnaast wordt ook de toon die in een diatonische toonladder op de zesde toontrap ligt, de sext genoemd. Zo is de a de sext in de toonladder van c. Ook wordt de tweeklank die bestaat uit twee tonen die een sext uit elkaar liggen, als sext aangeduid. De tweeklank c-a is een sext, of de tonen c en a vormen een sext.
Samen met hun omkeringen, de tertsen, zijn de sexten de meest voorkomende intervallen in de klassieke muziek, en vormen zij de ruggengraat van functionele harmonie. Vanwege het historisch steeds veelvuldiger voorkomen van tertsen en sexten na circa 1350 is de stemming van de intervallen in de geschiedenis meermaals aangepast, om al deze harmonieën welluidender te maken.