Shunzhi | ||
---|---|---|
1638 – 1661 | ||
![]() | ||
Keizer van Mantsjoerije | ||
Periode | 1643-1644 | |
Voorganger | Hong Taiji | |
Opvolger | - | |
Keizer van China | ||
Periode | 1644-1661 | |
Voorganger | Chongzhen | |
Opvolger | Kangxi | |
Vader | Hong Taiji | |
Moeder | Keizerin Xiao Zhuang Wen |
Shunzhi | ||||
---|---|---|---|---|
Naam (taalvarianten) | ||||
Traditioneel | 順治 | |||
|
Shunzhi (15 maart 1638 - 5 februari 1661) was van 1644 tot 1661 de tweede keizer van de Qing-dynastie en de eerste van de dynastie die over China regeerde. Tot aan februari 1651 was er sprake van een regentschap dat vrijwel de gehele periode werd uitgeoefend door Dorgon (1612-1650). Na de inname van Peking in 1644 werd tijdens de periode van Shunzhi de rest van China onder controle van de Mantsjoes gebracht.
Het vendelsysteem was de militaire machtsbasis van de Mantsjoes. Shunzhi reduceerde de macht van de afzonderlijke vendelcommandanten en slaagde erin om meerdere vendels onder directe keizerlijke controle te krijgen. Dit beleid zou door alle volgende keizers tot diep in de achttiende eeuw worden voortgezet. Hij benoemde in steeds toenemende mate Han-Chinezen op hoge functies en probeerde de Chinese literati te verzoenen met het nieuwe bewind. Zijn min of meer “Chinese wijze van besturen” werd door een aanzienlijk deel van de elite van de Mantsjoes veroordeeld.
Zijn periode kenmerkt zich verder door een felle strijd tegen de corruptie die hij legitimeerde door zich te baseren op het waardesysteem van het confucianisme.
In zijn laatste jaren raakte hij onder de invloed van het Chan-boeddhisme en omringde zich met vele monniken. Na het overlijden van zijn favoriete gemalin in september 1660 belandde Shunzhi in een diepe depressie waarvan hij ook niet meer herstelde. Op 5 februari 1661 overleed hij aan de pokken.