Our website is made possible by displaying online advertisements to our visitors.
Please consider supporting us by disabling your ad blocker.
Sinus urogenitalis
De sinus urogenitalis[1] is een deel van de cloaca dat alleen aanwezig is tijdens de ontwikkeling van het urogenitaal stelsel en de voortplantingsorganen bij zoogdieren met een placenta. Het is het ventrale deel van de cloaca, gevormd nadat de cloaca zich scheidt van het urogenitale kanaal (canalis analis) tijdens de vierde tot en met zesde week van de embryonale ontwikkeling.[2]
Tussen week 4-6 (gerekend vanaf de laatste menstruatie) van de embryonale ontwikkeling bij de mens sluiten de gangen van Wolff aan op de sinus urogenitalis, aan de dorsale kant van de (toekomstige) blaas.
Bij het mannelijke embryo is de sinus urogenitalis verdeeld in de drie regio's: boven, bekken en fallus. De bovenste regio geeft aanleiding tot de urineblaas en de bekkenregio geeft aanleiding tot de prostaat- en membraandelen van de urinebuis,[2] de prostaat en de Cowperse klieren. De fallusregio geeft aanleiding tot de vorming van het sponsachtige (bulbaire) deel van de urinebuis en de urinebuisklieren.
Bij het vrouwlijke embryo geeft het bekkendeel van de sinus urogenitalis aanleiding tot de bulbi sinovaginales, structuren die uiteindelijk het onderste tweederde van de vagina zullen vormen. Dit proces begint wanneer de onderste punt van de gangen van Müller, de structuren die uiteindelijk de uterus en fornix uteri zullen vormen, in contact komen met de sinus urogenitalis. Kort daarna vormen de bulbi sinovaginales zich als twee vaste uitlopers van de sinus urogenitalis. Cellen in deze bulbi sinovaginales delen zich om een vaste vaginale plaat te vormen, die zich verlengt en vervolgens een gang vormt voor het vormen van het onderste deel van de vagina.[2] De vrouwelijke sinus urogenitalis geeft ook aanleiding tot de urinebuis, vestibulum vaginae, de para-urethrale klieren en de klieren van Bartholin.