Sluitcellen zijn gespecialiseerde plantencellen, die aan beide uiteinden aan elkaar zitten. Ze zitten aan weerszijden van de opening van een huidmondje. In de sluitcellen komen chloroplasten voor. De twee sluitcellen bepalen nauwkeurig de wijdte van de opening van het huidmondje. Huidmondjes zitten in de epidermis van bladeren, stengels en andere organen en controleren de gasuitwisseling. De huidmondjesporiën zijn het grootst wanneer water en licht vrij beschikbaar zijn en de sluitcellen opgezwollen zijn. Ze sluiten in het donker of wanneer de verdamping groter is dan de wateropname door het turgordrukverlies van de sluitcellen. Een toename van de turgordruk door wateropname in de cel leidt tot vervorming door de bijzondere celvorm en de ongelijkmatig verdikte celwanden. In het centrale contactgebied gaan de cellen vervolgens uit elkaar en het huidmondje gaat open.
Fotosynthese is afhankelijk van de diffusie van koolstofdioxide (CO2) uit de lucht via de huidmondjes naar de mesofylweefsels. Ook zuurstof (O2), geproduceerd als bijproduct van fotosynthese, verlaat de plant via de huidmondjes. Als de huidmondjes open staan, gaat er water verloren door verdamping en moet dit via de transpiratiestroom worden aangevuld met water dat door de wortels wordt opgenomen. Planten moeten de hoeveelheid CO2 die uit de lucht wordt geabsorbeerd in evenwicht brengen met het waterverlies via de huidmondjesporiën.