Thomas Hunt Morgan | ||||
---|---|---|---|---|
25 september 1866 – 4 december 1945 | ||||
Thomas Hunt Morgan (1891)
| ||||
Geboorteland | Verenigde Staten | |||
Geboorteplaats | Lexington | |||
Overlijdensplaats | Pasadena | |||
Nobelprijs | Fysiologie of Geneeskunde | |||
Jaar | 1933 | |||
Reden | "Voor de ontdekking van de rol van chromosomen in erfelijkheid." | |||
Voorganger(s) | Charles Scott Sherrington Edgar Douglas Adrian | |||
Opvolger(s) | George Hoyt Whipple George Richards Minot William Parry Murphy | |||
|
Thomas Hunt Morgan (Lexington, 25 september 1866 – Pasadena (Californië), 4 december 1945) was een Amerikaans geneticus en embryoloog.
Na de herontdekking van wetten van Mendel in 1900 begon Morgan met het bestuderen van mutaties in de fruitvlieg Drosophila melanogaster. In zijn beroemde vliegenkamer aan de Columbia-universiteit kon Morgan demonstreren dat genen op chromosomen liggen en de mechanische basis zijn voor de erfelijkheid. Deze ontdekkingen vormden de basis van de genetica. Toen hij in 1933 de Nobelprijs voor de Fysiologie of Geneeskunde kreeg was dit de eerste keer dat de prijs werd uitgereikt voor genetica.
Tijdens zijn carrière schreef Morgan 22 boeken en 370 artikelen. Als resultaat van zijn werk werd de fruitvlieg Drosophila melanogaster een belangrijk model-organisme in de tegenwoordige genetica. De afdeling biologie die hij oprichtte aan het California Institute of Technology bracht zeven Nobelprijswinnaars voort.