Tropengeneeskunde is de tak in de geneeskunde die zich bezighoudt met tropische ziekten. Volgens de World Health Organisation (WHO) zijn tropische ziekten aandoeningen die uitsluitend of voornamelijk voorkomen in de tropen. Tropische ziekten kenmerken zich door het goed gedijen in een warm en vochtig klimaat. De meest voorkomende zijn malaria (moeraskoorts), leishmaniasis (zandmugziekte), schistosomiasis (vroeger Bilharzia), onchocerciase (rivierblindheid), filariasis (draadworm), ziekte van Chagas, trypanosomiasis (Afrikaanse slaapziekte) en dengue (knokkelkoorts).
In ruimere zin omvat tropengeneeskunde de curatieve en preventieve geneeskunde in ontwikkelings- en transitielanden (“Low and Middle Income Countries”, LMIC). Met curatieve geneeskunde wordt met name het erkennen en behandelen van acute levensbedreigende, maar bij uitstek omkeerbare aandoeningen bedoeld. Verder zijn preventie en gezondheidsbevordering een belangrijk onderdeel van de tropengeneeskunde. Hierbij kan worden gedacht aan de preventie van aandoeningen als tuberculose, HIV/aids en chronische niet-overdraagbare ziekten (“non-communicable diseases”) zoals hart- en vaatziekten en diabetes mellitus. Daarnaast is de behandeling van vergeten tropische ziekten (“Neglected Tropical Diseases” NTDs) een onderdeel van het vakgebied. Deze ziekten zijn door de WHO opgesteld in de lijst NTDs die onder andere lepra (melaatsheid) en rabiës (hondsdolheid) bevat. Tropengeneeskunde omvat dus niet alleen het behandelen van een ziekte van individu, maar bevordert ook de gezondheid van grotere groepen mensen. Tropengeneeskunde bedrijft men in de regel in een omgeving met beperkte middelen.