De Vlaamse Primitieven was een groep kunstschilders uit de Nederlanden van de 15e en begin 16e eeuw, voornamelijk werkzaam rond de bloeiende steden Brugge, Gent, Leuven, Doornik en Brussel. Enkele bekende vertegenwoordigers van deze school waren Robert Campin, Jan van Eyck, Jheronimus Bosch, Rogier van der Weyden, Hugo van der Goes, Hans Memling, Dirk Bouts, Quinten Massijs (I) en Gerard David. De werken van de Vlaamse Primitieven waren een hoogtepunt in de kunstgeschiedenis van de oude Nederlanden. In de kunststroming vinden we vertegenwoordigers uit de gehele Nederlanden, maar ze vestigden zich voornamelijk in de Zuidelijke Nederlanden en dat had waarschijnlijk alles te maken met het feit dat daar het economische en politieke machtscentrum gevestigd was. Dankzij de internationale handel in Brugge raakten de werken van de Vlaamse Primitieven vrij snel bekend in heel Europa en beïnvloedde de Vlaamse stijl de schilderkunst van Italië tot aan de Oostzee. In Italië werd deze herontdekking van de werkelijkheid via de voorbeelden uit de klassieke oudheid terecht de renaissance genoemd, een wedergeboorte van de oude kunst. Noordelijk van de Alpen was er geen oude kunst die herboren kon worden, kunsthistorici gebruiken dan ook tegenwoordig liever de term ars nova in analogie met de term waarmee men de nieuwe muziek uit de oude Nederlanden aanduidt,[1] of “Noordelijke renaissance”, naar de gelijkaardige beweging die zich voordeed in Italië.