Vleesetende planten halen hun voedingsstoffen behalve uit de grond ook uit kleine dieren, meestal insecten of spinnen. Ze worden ook wel carnivore planten genoemd. De prooi wordt eerst gelokt en vervolgens vastgehouden gedood en verteerd. De opgeloste voedingsstoffen kunnen dan door de plant worden opgenomen.
Men vindt vleesetende planten meestal in ombrotrofe, oligotrofe gebieden, zoals veenmoerassen. De planten komen overal ter wereld voor, maar zijn zeldzaam geworden door het verdwijnen van hun habitat: het voedselarme ven.
De echte vleesetende planten zijn geëvolueerd in ten minste tien gescheiden afstammingen. Deze zijn nu vertegenwoordigd door meerdere geslachten in vijf families. In totaal zijn er 630 soorten die hun prooi lokken, vangen en verteren.