Een wiel is een cilindrisch dan wel torusvormig object (doorgaans gefaciliteerd door spaken) dat samen met een as voor lage weerstand zorgt bij het voortrollen. Kenmerkend voor het wiel is dat het als vorm van voortbeweging twee losse delen nodig heeft met daartussen een lager, iets wat in de natuur alleen bij bepaalde prokaryoten voorkomt.
Bij voortbeweging van een object op wielen kan onderscheid gemaakt worden tussen wielen die voor aandrijving (tractie) zorgen (bijvoorbeeld door een motor, of door spierkracht van een rolstoelgebruiker) en wielen waarbij dat niet het geval is (bijvoorbeeld alle wielen van een handkar en vaak sommige wielen van een auto). De aandrijving gebeurt dan bijvoorbeeld door degene die de kar duwt of trekt, door andere wielen, of (bij een helling naar beneden) door de zwaartekracht. Bij uitschakelen of wegvallen van de aandrijving kan het object op wielen nog wel uitrollen.
Verder kan onderscheid gemaakt worden tussen wielen met de as in een vaste stand ten opzichte van het object, wielen die de voortbewegingsrichting van het object kunnen sturen (zoals bij de voorwielen van een auto en het voorwiel van een fiets) en die door de voortbewegingsrichting van het object de daarvoor geschikte stand aannemen (zoals bij zwenkwielen).