Aardbeiklaver | |||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||
soort | |||||||||||||||||||||
Trifolium fragiferum L. (1753) | |||||||||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||||||||||
Aardbeiklaver op Wikispecies | |||||||||||||||||||||
|
De aardbeiklaver (Trifolium fragiferum) is een vaste plant die behoort tot de vlinderbloemenfamilie (Leguminosae of Fabaceae). De plant heeft de naam te danken aan de na de bloei opgeblazen bloeiwijze, die dan enigszins aan een aardbei doet denken. De aardbeiklaver komt van nature voor in Europa en Zuidwest-Azië en is vandaar uit verspreid naar de westelijke Verenigde Staten, Nieuw-Zeeland en Zuid-Australië.
De plant wordt 5-25 cm hoog. De kruipende stengel wortelt op de knopen. De samengestelde bladeren bestaan uit drie eironde, blauwachtig groene deelblaadjes, die een fijngezaagde rand hebben en aan de top hartvormig ingesneden zijn. De steunblaadjes zijn ruitvormig en lang toegespitst.
De aardbeiklaver bloeit van juni tot september met vleeskleurige, soms witte, 6 tot 7 mm lange bloemen. De bloemen verkleuren na de bloei bruin. De twintignervige kelk is donzig behaard en heeft gewimperde tanden. Na de bloei is de kelkbuis sterk opgeblazen. De bloempjes vormen een ongeveer 1 cm brede, hoofdjesachtige tros, die na de bloei is opgeblazen tot 2 cm breed.
De kleine, droge peulvrucht bevat meestal één of twee zaadjes.
De plant komt tussen het gras voor op natte, vaak brakke tot zilte grond, zoals op schorren en kwelders. De plant is ook te vinden in uiterwaarden, op rivierdijken en in door pekel gezouten bermen.