Amerikaanse eik | |||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||||||
Quercus rubra L. (1753) | |||||||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||||||||
Amerikaanse eik op Wikispecies | |||||||||||||||||||
|
De Amerikaanse eik (Quercus rubra) is een snelgroeiende boom uit de napjesdragersfamilie (Fagaceae). De soort komt oorspronkelijk uit het oosten van Noord-Amerika, maar werd in Europa aangeplant als sierboom. De bladeren verteren slecht, waardoor zich een dikke strooisellaag vormt. De soort is invasief in West-Europa en verstoort er de biodiversiteit.
In het huidige België is de Amerikaanse eik voor het eerst in 1803 aangeplant, door Hendrik Stier van Aertselaer, bij het kasteel "De Mick" in Brasschaat.[1] De soort is in Nederland in gebruik sinds 1825 en in het verleden ook in bossen op grote schaal aangeplant. Een nadeel van de Amerikaanse eik is dat deze een brede en dichte kroon vormt en daardoor onder bosomstandigheden andere boomsoorten verdringt en geen ondergroei toelaat. Bijkomend zorgt de dikke strooisellaag ervoor dat zaden van andere soorten moeilijker succesvol kunnen kiemen. Daardoor vinden sommige bosbeheerders dat deze exoot niet in de Lage Landen thuishoort. De Amerikaanse eik kan 35 m hoog worden.