Een archipel of eilandengroep is een landvorm die bestaat uit een ketting of tros van eilanden. Archipels bevinden zich vaak in open zee en zijn meestal vulkanische eilanden, die ontstaan langs oceanische ruggen of vulkanische hotspots. Een voorbeeld van een archipel ontstaan door een hotspot is Hawaï, een langgerekte archipel bestaande uit honderden eilanden en eilandjes.
Het woord is afgeleid van een alternatieve naam van de Egeïsche Zee, Archipelagos, dat letterlijk "hoofdzee" betekent (uit de Griekse woorden archos ("leider") en pelagos ("zee")). De Egeïsche Zee ligt tussen Griekenland en Turkije en telt vele eilanden. Het woord archipel betekende oorspronkelijk dan ook: een zee met veel eilanden erin (een eilandzee), pas later is de betekenis verschoven naar de eilanden die in die zee liggen (een eilandengroep).[1] In de Egeïsche Zee liggen onder andere de tot Griekenland behorende archipels Sporaden, Cycladen en Dodekanesos.
De vijf grootste landen die uit een archipel bestaan, zijn Indonesië, Japan, de Filipijnen, Nieuw-Zeeland en het Verenigd Koninkrijk. Het grootste land gelegen in een archipel is Indonesië. De archipel met het grootste aantal eilanden is de Finse archipel.