Beklierde nachtschade | |||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||
Ondersoort | |||||||||||||||||||||
Solanum nigrum subsp. schultesii (Opiz) Wessely (1960) | |||||||||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||||||||||
|
De beklierde nachtschade (Solanum nigrum subsp. schultesii) is een in de drogere gebieden van Midden-, Zuid-, Oost-Europa en Australië ten zuiden van Adelaide voorkomende tot 40 cm hoge, eenjarige plant uit de nachtschadefamilie (Solanaceae). De plant heeft een opgerichte, behaarde, vaak ietwat zwarte stengel. De beklierde nachtschade onderscheidt zich van de zwarte nachtschade door de viltige beharing met opgerichte, zelden aanliggende, gewone haren en meercellige klierharen.[1] Ook is de stengel minder kantig dan die van de zwarte nachtschade en heeft ze gladde lijsten. De oudere bladeren van de beklierde nachtschade zijn kaal. De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als een soort die in Nederland algemeen voorkomt en stabiel of toegenomen is.
De witte bloempjes hebben vijf puntige, naar achteren gebogen kroonbladen. De teruggebogen kroonbladen zijn wit tot vuilwit met gele helmhokjes. Na de bloei (juni tot september) ontwikkelen zich hieraan eerst groene, later zwarte bessen. De kelkbladen omsluiten de giftige bessen niet. De zaden ontkiemen pas bij vrij warm weer in april en mei.
De eironde tot driehoekige bladeren zijn grofgetand en de jonge bladeren zijn vrij dicht behaard. De oudere bladeren zijn kaal.
<ref>
; er is geen tekst opgegeven voor referenties met de naam Ed