De Blijde Inkomst van 1356 is de aanduiding voor een keure die werd uitgevaardigd door de nieuwe heersers van het hertogdom Brabant, Johanna van Brabant en haar echtgenoot Wenceslaus van Luxemburg, ter ere van hun kennismakingsbezoek aan de stad Leuven.[1] Hun huwelijk was een strategische zet in een jarenlange strijd om erfopvolging, het paar had nu erkenning nodig van de bevolking. De keure vormt een belangrijke stap in ontwikkelingen die later het constitutionalisme zou worden genoemd en is een belangrijke gebeurtenis in de middeleeuwse en latere geschiedenis van de Lage Landen. De verhoudingen tussen de hertog van Brabant en de burgers van de Brabantse grote steden werden ermee geregeld. Het document was een feodale (privaatrechtelijke) overeenkomst met publieke werking en had de functie van wat tegenwoordig een grondwet of constitutie is, regels die de burgers beschermen tegen vorstelijke (bestuurlijke) willekeur. Het charter werd op 3 januari 1356 ondertekend en bezegeld met het grootzegel van het hertogdom door Johanna en Wenceslaus enerzijds, en anderzijds door de ridders Diederik van Hoerne, Hendrik Berthout, Gerard van Vorselaer, Jan van Boechout en Bernard van Bornival, leden van de vorstelijke raad.[2]