Buitenechtelijk kind is een ouderwets begrip voor het kind van een alleengaande of alleenstaande moeder in maatschappijen en tijdsperioden waar het huwelijk tot religieuze en/of rechtelijke norm en standaard was verheven. Een buitenechtelijk kind kan geëcht worden wanneer de natuurlijke ouders, of een van hen, alsnog huwen. Men spreekt dan wel van een "mantelkind" omdat de zonde met "de mantel der liefde" wordt bedekt.[1]
Andere begrippen die het huwelijk als standaard nemen zijn onecht kind, buiten de echt geboren en overspelig kind, een kind dat is verwekt door een gehuwde man bij een andere vrouw dan zijn echtgenote, ook wel overspel genoemd.[2][3] Wordt bij een gehuwde vrouw een kind verwekt door een man die niet haar echtgenoot is, zijn de vrouw en haar echtgenoot van rechtswege de officiële ouders naar het aloude rechtsbeginsel sola mater est quaedam - alleen de moeder is zeker.
In de Nederlandse wetgeving was ruim een eeuw de regel dat een kind van een vader en moeder dat niet tijdens een wettig huwelijk of binnen een bepaalde periode na de ontbinding daarvan is geboren, een buitenwettelijk kind werd genoemd.[2][3]
Het romantische begrip liefdesbaby wordt wel gebruikt voor een kind van ongetrouwde ouders, geboren uit een nog prille liefdesrelatie.[4] Het middeleeuwse begrip koekoeksgraad duidt op het aantal buitenechtelijke kinderen in een generatie.
Dan is er nog het natuurlijk kind, een kind waar de natuur de status bepaalt en niet de wet. Ook was het woord bastaard veel gebruikt.
In Nederland is het onderscheid tussen een kind dat binnen of buiten een huwelijk is verwekt per april 1998 komen te vervallen, mede naar aanleiding van het baanbrekende arrest Marckx tegen België. Binnen de adelstand is dit met de inwerkingtreding van de Wet op de adeldom, op 1 augustus 1994 niet meer mogelijk.