De celesta (ook: celeste) is een toetseninstrument dat behoort tot de idiofonen. Het muziekinstrument heeft een klavier en beschikt over een binnenwerk met metalen staven en houten resonatoren. Deze staven worden door middel van met vilt beklede hamertjes aangeslagen.
Het op een harmonium lijkende instrument brengt een klank voort die wat op die van het klokkenspel lijkt, maar een veel zachter timbre heeft. Aan dit timbre dankt het instrument zijn naam: het Franse celeste betekent "hemels".
De celesta heeft een bereik van vier octaven, van c1 tot c5 en is een geoctaveerd instrument: het klinkt een octaaf hoger dan genoteerd staat. Het instrument heeft een pedaal ter demping van de naklank.
Alponse Mustel en Auguste Mustel zijn de uitvinders van de celesta. De eerste celesta werd in 1886 in Parijs gebouwd door de harmoniumbouwer Auguste Mustel, die er patent op kreeg. Voorlopers waren de typofoon en de dulcitone, die door Mustels vader waren ontwikkeld en die in plaats van staven stemvorken hadden. Deze konden echter te weinig volume voortbrengen om geschikt te zijn als orkestinstrument.
Tsjaikovski was de eerste componist die de celesta een partij gaf in het symfonieorkest: in zijn ballet De notenkraker (1892) heeft het een karakteristieke rol in de Dans van de suikerfee. Tsjajkovski had de celesta in Parijs gezien en in het geheim een instrument naar Rusland gebracht, zodat hij het publiek ermee kon verrassen en verhinderde dat een andere componist hem voor zou zijn. Het instrument wordt sindsdien in het orkest regelmatig toegepast, vaak om een sprookjesachtige of dromerige sfeer te bewerkstelligen.
De celesta behoort in het orkest tot het slagwerk en wordt veelal door een pianist bespeeld.
De Fender Rhodes is een elektrische variant van de celesta.