De Dondervogel is een fabeldier dat tussen de wolken zou leven. Als hij beweegt gaat het waaien. Zijn brede vleugels laten het donderen, bliksemflitsen schieten uit zijn ogen en er valt regen op de aarde van het meer op zijn rug. Hij vliegt boven Amerika, jaagt op walvissen en vliegt met zijn prooi naar een bergtop. Alleen de botten van de walvis blijven over. Op de grote hoogvlakte en in de bossen is de Dondervogel constant verwikkeld in een gevecht met het gehoornd serpent, zijn aartsvijand.
Op totempalen van de Chilkat-indianen waren de Dondervogel en de walvis afgebeeld, en tijdens stambijeenkomsten verscheen een van de indianen met een masker van de grote vogel en een kleed dat zijn vleugels voorstelt.
De Ojibweg zagen de Dondervogel als een in beginsel onstoffelijk wezen, een mythische, 'grootvader' die onweer vertegenwoordigde en - in diepere zin - vruchtbaarheid; in materiële zin associeerden ze dit wezen met de havik-familie. De Chippewa's die aan de noordoever van Bovenmeer leefden zeiden dat de Dondervogel op Thunder Cape woont. Als men naar de top klimt, zou men gedood worden door zijn vlammende pijlen.
Op het hele continent liggen zware stenen, waarvan werd gedacht dat het de pijlpunten van de bliksemflitsen van de Dondervogel waren. Zoveel respect hadden de Ojibweg voor de Dondervogel dat ze op afgelegen plaatsen tabak achterlieten als offerande. Overigens werd de Dondervogel in staat geacht tot transformatie in alledaagse materiële zaken of personen; zo kan hij overal onder ons verkeren zonder dat wij het weten.
Bij weer andere volkeren zou de Amerikaanse adelaar de jongste nakomeling van de Dondervogel zijn, met pijlen in zijn klauwen.