Duitse dot | |||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||||||
Salix dasyclados Wimm. (1849) | |||||||||||||||||||
Duitse dot op Wikispecies | |||||||||||||||||||
|
De Duitse dot (Salix dasyclados) is een wilgensoort.
Een Duitse dot is meestal 3 of 4 meter hoog, maar kan ook tot 6 meter groeien. Zijn levensduur is overblijvend. De dot bloeit meestal in de maanden maart en april. De struiken slaan op uit afgebroken takken. De jonge takken zijn zwartviltig behaard. Het hout van oudere takken heeft lijsten onder de bast. De langwerpige bladeren zijn 8 tot 20 cm lang (dubbel zo lang als die van Katwilg) en 2 tot 3 cm breed. De bovenkant is dofgroen. De onderkant is eerst behaard, maar wordt later kaal en is dan blauwgroen. De randen zijn omgerold. De bladsteel is 1 tot 2 cm lang. De langwerpige steunblaadjes vallen spoedig af. De katjes lijken op die van Katwilg, maar zijn losbloemiger en iets langer (tot 5 cm). Ook bloeien ze iets vroeger, ruim voor de bladeren. Het vruchtbeginsel heeft een zeer korte steel. De stijl is lang Y-vormig.
De Duitse dot groeit in Azië en Oost-Europa (vooral Noordoost-Duitsland en Polen). De dot groeit op zonnige plaatsen op natte, voedselrijke grond. Meestal is dit bij grienden in het zoetwatergetijdengebied en rivierbegeleidende bossen.