Eikenmeeldauw | |||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
![]() | |||||||||||||||
Eikenmeeldauw op zomereik | |||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||
| |||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||
Erysiphe alphitoides (Griffon & Maubl.) U. Braun & S. Takam.[1] (2000) | |||||||||||||||
|
Eikenmeeldauw (Erysiphe alphitoides ((teleomorfe fase), syn.Microsphaera alphitoides (anamorfe fase)) is een echte meeldauw, die behoort tot de Erysiphaceae Erysiphaceae van de ascomyceten. Hij komt voornamelijk voor op zaailingen en jonge bomen van zomereik en wintereik en veroorzaakt vooral schade in boomkwekerijen. Daarnaast kunnen ook beuk,witte paardenkastanje en tamme kastanje aangetast worden.
Bij het begin van de aantasting ontstaan kaneelkleurig vlekken op de bladeren, die zich snel uitbreiden. Op het blad groeit het mycelium met gesepteerde schimmeldraden, dat met haustoriën de cellen van de bladeren binnendringt. Vervolgens bedekt een wit mycelium het blad en worden er 25 à 45 × 13 à 25 µm grote conidiën gevormd. Uiteindelijk rolt het blad in elkaar, wordt het bruin en valt vroegtijdig van de boom af. De schimmel overwintert meestal als mycelium in de bladknoppen.
In de herfst worden er vooral na een hete zomer bruine of zwarte, 0,1 - 0,2 mm grote puntjes, cleistotheciën, op de bladeren gevormd.