De Franse grondwet van 1791 was de eerste geschreven grondwet van Frankrijk. Ruim twee jaar na het uitbreken van de Franse Revolutie bevestigde hij de overgang van een absolute naar een constitutionele monarchie. Hij legde de soevereiniteit bij de natie en voorzag in scheiding der machten en verkiezingen van wetgevers en rechters, zij het door middel van cijnskiesrecht voor mannen. In essentie was het een liberale tekst die de standenmaatschappij uitwiste om de gezeten burgerij in het zadel te helpen. Hoewel hij geen expliciete politieke en sociale rechten toekende aan vrouwen, slaven en armen, creëerde hij op dat moment het meest inclusieve en participatieve systeem in de wereld.[1] Bij de bestorming van de Tuilerieën op 10 augustus 1792 werd de koning geschorst en kon de constitutie niet meer degelijk functioneren. Ze werd vervangen door de republikeinse, meer democratische grondwet van 1793, die door een uitzonderingstoestand nooit is toegepast, en door de grondwet van het Directoire in 1795. Hoewel hij slechts kort van kracht was, heeft de grondwet van 1791 nog lang daarna doorheen de wereld invloed gehad, onder meer op de Belgische grondwet.