De handwortelbeentjes of ossa carpi[1] zijn de botjes die gelegen zijn tussen het spaakbeen en de ellepijp aan de laterale zijde en de middenhandsbeentjes aan de mediale zijde. De botjes zijn zogenaamde ossa brevia, korte beenderen.
In iedere menselijke hand zitten acht handwortelbeentjes, verdeeld over twee rijen van vier. In de onderste rij, aan de kant van het spaakbeen en de ellepijp, liggen, vanaf de duim richting de pink:
De handwortelbeentjes bij een onvolwassene kunnen worden gebruikt om diens uiteindelijke lengte van tevoren te bepalen.
↑Broek, A.J.P. van den, Boeke, J & Barge, J.A.J (1954). Leerboek der beschrijvende ontleedkunde van de mens. Deel I. Geschiedenis der ontleedkunde, bewegingsorganen, vaatstelsel (8ste druk). Utrecht: N.V. A. Oosthoek’s Uitgeverij Mij.