Hondshelmkruid | |||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||||||
Scrophularia canina L. (1753) | |||||||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||||||||
Hondshelmkruid op Wikispecies | |||||||||||||||||||
|
Hondshelmkruid (Scrophularia canina) is een onaangenaam ruikende, overblijvende plant uit de helmkruidfamilie (Scrophulariaceae). Heukels' Flora van Nederland beschouwt deze soort als een synoniem voor geoord helmkruid. Hondshelmkruid komt van nature voor van het Middellandse zeegebied tot oostwaarts in De Krim en Armenië en noordwaarts tot het bovenrijngebied. In Nederland is de onaangenaam geurende plant in 1921 op twee plaatsen langs de Waal gevonden. In 2024 is de plant in Lelystad gevonden langs het havendiep-water. Het is bij deze vondsten gebleven.[1]
De plant wordt 30 - 60 cm hoog. De rechtopgaande, meest onvertakte stengels hebben alleen tijdens de bloei korte klierharen. Onderaan is de stengel bruinrood, verhout en heeft deze vier vleugels. De bladeren zijn vijf- tot zevenvoudig veerdelig. De blaadjes zijn langwerpig-lancetvormig en hebben een ongelijke, grof getande bladrand.
De plant bloeit van juni tot in september met 5 mm lange, bruinviolette bloemen, die soms een witte rand hebben. De bovenlip is drie keer zo langs als de kroonbuis. De stompe kelkslippen zijn breedvliezig gerand. De bloeiwijzen zijn veelbloemige bijschermen, die in een pluim gerangschikt zijn. De schutbladen zijn klein.
De vrucht is een 5 mm lange, kale, rondachtige doosvrucht met een kleine spits. De zaden zijn 2 mm lang. Op de doosvrucht komen vaak gallen voor van de galmuggen uit het geslacht Asphondylia.
<ref>
; er is geen tekst opgegeven voor referenties met de naam René van Moorsel