Jan (of Johannes) van Ruusbroec of Ruysbroeck, ook "de Wonderbare" genoemd (Ruisbroek nabij Brussel, 1293 – Hoeilaart, 2 december1381) geldt als een van de grootste mystici van de Zuidelijke Nederlanden. Tot zijn bekendste religieuze traktaten behoren Die gheestelike brulocht (ca. 1335) en Vanden gheesteliken tabernakel (ca. 1350).
Ruusbroec schreef in het Middelnederlands, maar zijn werken werden spoedig ook vertaald in het Latijn. Hij zou na Anne Frank de meest vertaalde Nederlandstalige auteur zijn.[2] In 1908 werd Ruusbroec zalig verklaard.
↑In deze gestileerde voorstelling zien wij een monnik (links) die Ruusbroec zal voorstellen met in zijn linkerhand een wastafeltje en in zijn rechterhand een griffel, bezig met het schrijven van een tekst. Hiertoe lijkt hij geïnspireerd te worden door de Heilige Geest, die in de symbolische gedaante van een (witte) duif rondvliegt - wat een bescheiden voorstelling van zaken is, de duif had ook op zijn schouder kunnen zitten met zijn bek in Ruusbroecs oor, zoals te zien op miniaturen van bijvoorbeeld paus Gregorius de Grote. Rechts zien wij hoe een andere monnik, een kopiist, gezeten aan een schrijftafel, de tekst van een wastafel kopieert op een vel perkament. Aan hun beider voeten ligt het eindproduct: een codex, het met de hand geschreven middeleeuwse boek met een publieke functie. Het tafereel is geplaatst in een bosachtige omgeving, die de proosdij van Groenendaal zal symboliseren, dat weggestopt lag in het Zoniënwoud ten zuiden van Brussel.
↑De geestelijke brulocht op canon, (Het canonproject is een gezamenlijk initiatief van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (KANTL) en het Vlaams Fonds voor de Letteren (VFL)).