Kleine varkenskers | |||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||||||
Coronopus didymum L. (1767) | |||||||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||||||||
Kleine varkenskers op Wikispecies | |||||||||||||||||||
|
Kleine varkenskers (Coronopus didymus, synoniem: Lepidium didymum) is een onaangenaam ruikende, eenjarige, kruipende plant, die behoort tot de kruisbloemenfamilie (Brassicaceae). De soort is afkomstig is uit Zuid-Amerika. De plant komt in heel Europa voor. De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als algemeen voorkomend en stabiel of toegenomen. Het aantal chromosomen is 2=32.
De plant wordt 8-40 cm hoog, heeft een penwortel en verspreid staande, 4-5 cm lange en 2 cm brede, veerdelige bladeren, waarvan de slippen aan de voorzijde ingesneden zijn.
Kleine varkenskers bloeit van mei tot september met tot 2 mm grote, roomwitte tot groene bloempjes, waarvan de kroonbladeren priemvormig en iets korter dan de kelk zijn. De bloempjes zitten in een tot 4 cm lange tros. Naast de twee meeldraden zijn er vier staminodiën, die aan weerszijden van de meeldraden zitten. Tussen de meeldraden en de staminodiën zitten zeer kleine nectariën. De stempel is zittend.
De gladde hauwtjes zijn 1,5-2 mm lang, 3-4 mm breed en aan de top ingesneden. De vrucht bevat twee zaadjes.
Kleine varkenskers komt voor op open, voedselrijke grond en wordt beschouwd als onkruid als deze voorkomt in bouwland, tuinen en tussen bestrating.