Minas Tirith is een stad in Tolkiens fictieve Midden-aarde.
Oorspronkelijk stond deze stad bekend als Minas Anor (Nederlands: De Toren van de Zon). Anárion, zoon van Elendil, richtte deze stad op als een vesting, maar op den duur werd het de grootste stad van Gondor. Op gelijke afstand van de Grote Rivier, de Anduin, maar dan aan de andere kant, lag Minas Ithil. Toen de Nazgûl Minas Ithil innamen en deze stad hernoemden tot Minas Morgul werd Minas Anor symbolisch hernoemd tot Minas Tirith (Nederlands: De Toren van waakzaamheid).
Op het plein van de zevende verdieping staat een witte boom, een verre afstammeling van Telperion, de witte boom van de Valar. De boom is dood ten tijde van het Reisgenootschap van de Ring. Aan het eind van het verhaal (in het boek) vindt Aragorn een loot van de boom op het bergplateau achter Minas Tirith. Hij laat de oude dode boom omhakken en poot de loot op diens oude plek. Het symbool van de zeekoningen van Gondor leeft weer.