Een oplossing is een homogeen mengsel van twee of meer moleculair verdeelde stoffen, waarbij een van de stoffen - het oplosmiddel - in veel grotere hoeveelheden aanwezig is dan de andere - de opgeloste stoffen. Omdat de moleculen in een oplossing zich dicht bij elkaar bevinden en bovendien kriskras door elkaar bewegen, vinden chemische reacties in een oplossing makkelijk plaats. Het oplosmiddel hoeft geen onderdeel van die reacties uit te maken. Wat wel veel voorkomt, is dat het oplosmiddel tijdelijk elektronen of ionen uitleent voor de reactie. Vloeistoffen die veel als oplosmiddel worden gebruikt, zijn water en organische oplosmiddelen als aceton, tetrahydrofuraan en chloroform. Wanneer water het oplosmiddel is, heet dit een waterige oplossing. In de biochemie wordt als oplosmiddel vaak water gebruikt, met als extra toevoegingen enkele zouten als buffer, zodat de pH hetzelfde blijft. In veel gevallen is de hoeveelheid stof die opgelost kan worden, afhankelijk van de temperatuur. Bij het oplossen van suiker in water is dit bijvoorbeeld het geval.
Ook gassen kunnen oplossen in een oplosmiddel, deze oplossingen voldoen vaak aan de Wet van Henry.