Popmuziek is een afkorting van 'populaire muziek'. Het is evenals eigentijdse muziek een verzamelnaam voor tal van muziekstijlen, maar meer gericht op de populariteit dan naar de diversiteit van de muziek.
De gemeenschappelijke noemer van popmuziek is dat een breed publiek toegang heeft tot de muziek. In wezen is dat tegenwoordig altijd het geval, maar in de tijd dat de term ontstond, grofweg ongeveer na 1945, waarin cultuur gemeengoed werd voor alle mensen, veroorzaakt door verbetering en beschikbaarheid van de technologie zoals de platenspeler en de radio. Daarnaast gaf de economische impuls die in de jaren vijftig ontstond jongeren de gelegenheid consument te worden. In de eerste jaren van de popmuziek wordt zij dan ook steeds meer de uitingsvorm voor jongeren. Muziekinstrumenten die in de popmuziek worden gebruikt zijn hoofdzakelijk de elektrische gitaar, de basgitaar, drums en synthesizer.
Na de jazz en blues als mainstreamvarianten ontstond in de jaren vijftig de rock-'n-roll. Chuck Berry en Bo Diddley vormden de blues om tot een snellere variant en zo ontstond de rock-'n-roll en de rhythm-and-blues. De platenmaatschappijen gingen hierin met name de blank georiënteerde 'high school'-variant sterk promoten, met Buddy Holly, Jerry Lee Lewis en Elvis Presley, terwijl zwarte artiesten als Chuck Berry en Bo Diddley vooral ook pop brachten. Een kenmerkend aspect in de popmuziek werd zichtbaar in de carrière van Elvis Presley, die voor het eerst het medium televisie gebruikte als een verlengde van het traditionele podium (gestimuleerd door zijn manager Dries van Kuijk). Zijn bekendheid en populariteit namen voor die tijd ongekende vormen aan. Het begrip popidool was geboren. Vanaf nu had de jeugd de popmuzikant om zichzelf aan te spiegelen en aan op te trekken. Soortgelijke hoogtepunten, wel in mindere mate, deden zich voor bij The Beatles (Beatle-Mania) en de toen jonge Michael Jackson (Michael-Mania). Typerend is een constant, soms hysterisch, geschreeuw van fans bij concerten. Optredens van muzikanten namen immense vormen aan met grote massa's mensen. Waren het in de jaren zestig nog kleine zalen met enkele honderden mensen, in de jaren zeventig werden er al stadions afgehuurd voor grootschalige wereldtournees, en ook het muziekfestival deed zijn intrede, waarbij Woodstock een beroemd vroeg voorbeeld is.